Hope... Meneer...
Dolf... Ik wil je meneer niet meer hooren!
Hope. (wrevelig)... Daar zal u toch aan moeten wennen. Ik heb niet één reden vertrouwelijker met u om te gaan...
Dolf... Dus die onzinnige jacht op ’n kind — doorgezet, om de belofte aan mama — maar nóg meer om jóü — wat je wist, wat je voelde! — die was je geen afdoend bewijs, hoe me dat vroegere speet, hoe ik van jou....
Hope. .. Nee — die onzinnige jacht heeft me... Dag meneer. Ik geloof dat ’t beter is, op ’t oogenblik allerminst met elkaar uit te spreken.
Dolf. Hope — ik sta ’r juist op. Misschien zet je hier in geen tijden ’n voet____
Hope... Nóóit meer.
Dolf. (gebelgd)... Heb ’k de minste onhoffelijkheid begaan?... Was m’n welkom geen bloemen-attentie?.
Hope... Meneer, meneer — ik ben op ’t moment in zoo’n verbitterde stemming, sta zoo wanhopig-ver-vreemd tegenover u, dat ’k bang ben voor ’n explicatie.
Dolf... Heb ik tot die „verbitterde stemming” aanleiding gegeven? Ik....
Hope. .. (neerzittend — gejaagd-smartelijk)... Ik heb daarstraks zoo’n moeite gehad me in te houden — u niet in ’t bijzijn van de anderen te... te belee-
211