f
59
.... „Wat ’n heerlijk kind,” fluisterde tante Adrienne.
In de huiskamer was meneer Greiner. Van achter de krant nam hij Trinette op. De bankier had ’n intelligent voorkomen, kleine bakkebaardjes, ’n scherp gevormden haviksneus.
„De nieuwe bonne, David.”
„Tiens, tiens,” en hij verdiepte zich weer in de koersno-teeringen.
Buiten ademde Trinette vrijer uit. Ze zag op tegen de nieuwe bezigheden.
’t Was half tien geworden.
De Rue Vergote had bezoek ontvangen.
Om de tafel, naast oom en Florent, zaten madame Colbert, haar oudste zoontje Janneke en Frans Bonnier. Frans woonde in bij Madame Colbert. Met ’n ongewone hartelijkheid groette hij z’n nicht. De dood van oom Pierre had grooten indruk op den ruwen knaap gemaakt.
Trinette werd voorgesteld. Janneke draaide verlegen an zn pet. ’t Kind was veertien jaar oud. Hij was leerling in de groote steenbakkerij, had ’n zwak voor alles wat met machines in verband stond. In z’n vrijen tijd draafde hij naar de omrastering der spoorwegviaducten, om de treinen door de tunnels te zien stoomen. De locomotieven oefenden ?n magnetischen invloed op hem uit. ’s Zondags verdween hij spoorloos. Dan dwaalde hij bij de loodsen van het Luxem-burgstation, bleef met ’n taai geduld naar de ijzeren gevaarten kijken. Hij kende alle machinisten, de namen of nummers van de machines en er was ook geen beambte aan de spoorwegen of ze kenden Janneke Colbert.
Trinette zat tusschen hem en Frans. Ze vond den athleet knapper geworden, bedaarder. Hij vertelde van Bonnat, hoe hij zich er trainde. Hij had succes, praatte over ’n overwinning, die hij op ’n collega — worstelaar van beroep — behaald had. De kermis zou de volgende week, gelijk met de nationale feesten beginnen. Bonnat was verbaasd geweest over zijn kracht. Hij zette nu reeds 170 pond meteénarm.