56 TWEEDE BEDRIJF, VEERTIENDE TOONEEL
Stans:
Wor nou niet boos? (starend)____'k Heb’r zoo dikwijls
aan gedacht in die maanden.... En dan nam 'k me voor je alles
te vergeven, alles (hartstochtelijk) Als je met’n andere
vrouw — als je me 'n oogenblik vergeten heb — als je berouw
heb — dan, dan (valt hem snikkend om den hals) dan
neem 'k 't niet kwalijk, dan hou ’k tóch van je, dan hou ’k nog meer van jel Ik heb zoo na je verlangd 'k hou zoo van je? ’k Hou zoo van je____
Cor (verrast):
Kindje, wat ben je zenuwachtig. Ik geef je me woord van eer, da'k zelfs niet in gedachte ontrouw ben geweest. M’n woord van eer] Ben je nou tevreden? (lachend) Of wil je dat’k avonturen fantaseer?
VEERTIENDE TOONEEL.
DE VORIGEN, ANNEMIE.
Annemie (klopt luidt):
Stans:
Jal (het geklop herhaalt zich).
Cor:
Ja I
Annemie (met een boodschappenmand in de hand):
.... Goddank 1 Nou ben 'k teminste is gehóórd ...’k Ga’n boodschap.
Stans:
Da’s goed.
Cor:
'n Boodschap? Waar na toe?
Annemie:
Mot 'k van alles tekst en uitleg geve? Na de kruienier — en na de slager — en de hond 't huis uitbrenge....
Cor (opstaand, naar ’t schrijfbureau gaand):
— Uitstekend. Dat had 'k nog vergeten te verzoeken.
Annemie (giftig):
Hij is dood?