TWEEDE BEDRIJF, VIJFTIENDE TOONEEL 57
Stans:
't Stomme dier is vannacht overleden. Cor —
Annemie:
’k Zou 'm maar niet beklage) Daar meen je toch geen zier van. (af).
VIJFTIENDE TOONEEL
COR, STANS. BETTINA.
Stans (Cor, die driftig gebaart, tegenhoudend):
Zeg maar niks. *t Beest was ziek, is in den kelder dood
gebleven. Daar is ze nijdig over.
Cor:
Laat ze geen hond van de straat in huis halen 1 (wil het schrijfbureau openen, bekijkt den sleutel) ....Dat is mijn sleutel niet) Nee, dat is de sleutel zéker niet.
Stans (angstig):
Past~ie 'r niet op?
Cor (het bureau openend):
Passen doet-ie.... (den sleutel weer bekijkend) —Nee. De mijne had 'n héél ander model. Hoe kan dat? Dat zie je toch zélf ook wel.
Stans:
'k Herinner 't me niet zoo precies____
Bettina:
Goeie morgen. Wel thuis 1 (omhelst Cor). Wat ben je bruin geworden, jongen] Wat zie je ’r patent uit!
Cor:
Hoe kom u zoo ineens uit de lucht vallen?
Bettina:
Jullie prachtexemplaar van ’n meid wou net de deur voor me neus dichtslaan! Wat 'n feeks! 'k Vraag of je bij de hand ben en de dame geeft niet eens antwoord. Weet je, Stans, dat ze op jóuw toffels loopt?
Stans:
Nee, dat weten we niet....
Cor:
Dat weten we wèl, Stans, ’k Hou niet van die kleine onwaar-