dicht-gelakte brief de kloeke letters van Clotilde’s handschrift Monsieur René Rana. Marseille, met nog niet ingevuld nader adres zag staan, maakte-ie snel ’n aantekening op z’n manchet. De pas begonnen brief, waarover ze ’n stuk vloeipapier getrokken had, was aan Henry Jones geadresseerd, ’n Brief aan ’n man, waarmee je binnen ’n paar dagen had moeten trouwen, was ’t zeker niet. Hij luidde koeltjes en zakelijk:
My dear Mr Jones,
You treated me this morning in such an astonishing way, that I can only repeat, that under the present desperate circumstances....
Verder was ze door ’t plotseling bezoek van de Inspecteur der Centrale Recherche niet gekomen.
Wie is die meneer René Rana, prakkizeerde Duporc: wie is de man, aan wie ze nog vers onder de indruk, dadelijk ’n bedankbrief schrijft.
’n Beweging van de uit haar flauwte ontwakende, legde ’m ’n gekunstelde houding op.
Ze keek de kamer rond, of ze niet wist waar ze was, maar nog voor-ie op zijn beurt de schelknop van het schrijfbureau kon bedrukken, om ’n glas water te vragen, gleed ze op de knieën en snikte ’t zo hartstochtelijk uit, dat-ie ’r met zotte troostwoordjes trachtte op te beuren
„Kom nou, juffrouw Rondeel U wist ’t.... U kende
de omstandigheden ’t Spijt me buitengewoon, als mijn
telegram de zekerheid in één richting bevestigt, maar zou ’t u meer troost geven, als eerst na weken of maanden.. ? Mag ik u met iets van dienst zijn....?”
Ze bleef voor de clubzetel geknield liggen, keek ’t telegram nog eens in.
„Kan ’t geen vergissing zijn?”, vroeg ze afwezig: „ik kan ’t niet geloven.... ”
„Had u iets anders verwacht?”, zei Duporc, ’r in z’n sterke armen opheffend, en ’r in de stoel terugplaatsend. Ze knikte ontkennend.
„Ik wil me niet aan u opdringen, juffrouw Rondeel”, praatte-ie bijna hartelijk: „en ik begrijp levendig hoe ellendig u zich moet voelen, maar toch: hier mag niet geaarzeld worden. Dat zou ’n tweede misdaad zijn. ’n Man als Jan Kikker, beschaafd, ontwikkeld, onbesproken, kan dit haast niet volbracht hebben, tenzij-ie ’n rancune tegenover de overledene had. Ik geloof niet in het motief van diefstal zonder meer. En antwoordt u nu eens volkomen oprecht, nu u het engagement met Henry Jones verbroken heeft: bestond ’r de een of andere — vriendschap, genegenheid, om geen grotere woorden te gebruiken, de