Als-ie ’r met z’n hypothese, dat Jaapje Eekhoorn en Jan Tulp, beiden vermomd, hier overnacht hadden, naast was; — niemand praatte ’t ’m, uit ’t hoofd — als je aannam, dat je je vergiste, dan deed zich ’n nieuwe puzzle op ’n ander terrein voor — dan waren de heer en mevrouw Aimard, zij op mansschoenen, midden in de nacht bij de heer en mevrouw Macdonald op visite geweest, en dat niet langs de normale weg van de hotelkorridor, maar langs de niet-onge vaarlijke van ’t serre-dak.
’t Vertrek uit ’t hotel, zonder ontbijt te gebruiken, met schuwheid aan twee kanten om hèm te ontmoeten, maakte de historie nog zotter.
Hoe hadden die mensen, die-ie vluchtig de uitgang van ’t Station had zien passeren, mekaar leren kennen?
Had ’t iets — maar de abnormale gedachte deed ’m zelf de schouders ophalen — met de moord in de trein te maken?.... Te idioot, om nader te overwegen!....
Maar je mocht geen spoor, onverschillig van welke aard verwaarlozen.... In ieder geval waren ook de Mac-donalds uit de trein afgestapt....
Met de taaiheid van ’n buldog doorzocht-ie de kamer.
’t Was alweer opmerkelijk, dat ze ook hier niet geslapen hadden. De gave wanorde der bedden, die-ie van achter ’t raam geobserveerd had, was ’n gezichtsbedrog geweest.
Op de wastafel zelf leien brokjes kurk van de whiskey-fles, die ze vermoedelijk met ’n schaar hadden opengepeuterd. En diezelfde brokjes verstopten ’t ene spongat, hielden ’n plokje wit haar terug.
Met z’n pennemes peurde de rechercheur ’t koperen trechttertje leeg, en stopte z’n vochtige vondst in z’n lucifersdoos.
De klerenkast, de laden der nachtkastjes, alles onder-zocht-ie, en begon nog eens de tafel, waaraan ze gesoupeerd hadden te besnuffelen.
Twee hadden ’r gegeten. Bij twee borden leien kruimels. Vier hadden ’r gedronken.
Een had met ’n puntig-gesneden lucifer z’n tanden leeggehaald. Zeker de ouwe heer met ’t witte haar. Die had ook de korsten van ’t brood met z’n mes zorgvuldig afgebeiteld en geweldig zitten dampen. Tussen de broodkorsten leien vijf eindjes sigaar, ’t ene bekauwd en be-beten, zoals ’n zenuwachtig man ?t onder bepaalde omstandigheden doet. Op de plek waar mevrouw Macdonald gezeten had, bij ’t tweede whiskey-glas van ’t hotel, lag op ’t bord de as van verkoolde tabak. Daar was ’n pijp gerookt — de resterende as lag op ?t vloerkleed, ’t Zelfde soort as bedekte ’n schoteltje bij de stoel, waar Jan Tulp had zitten stomen, terwijl op de vierde plek, op ’n reserve-
68