17
voetjes en de abrikozen deden als zuchtjes zoo klein. Toen zette Truus den dienbak onbeholpen hard op de geduldige schraag en ze was ditmaal delikaat genoeg, om niet te vragen of-’r-nog-wat-noodig-was maar zachtmoedig-schoorvoetend keukenwaarts te schuifelen. Het werd nog stiller in de eindeloosheid van de kamer. Drie paar mekaar ontwijkende vrouwe-oogen concentreerden hun aandacht op het luguber mes, dat beentjes deed kraken en spieren verwoestte en zelfs toen Koen ietwat nerveus door dat zwijgend gestaar ’n achterpoot met sauzige slieren op ’t tafelkleed in plaats van op de schaal liet ver-glippen, hield de duisternis van 't zwijgen aan. Eerst toen Dorothea haar aandeel enkel-wit in ontvangst had genomen — het was de
regel van ’t huis, dat zij in het bijzonder wit kreeg als oudste
in jaren en tanden — begon 't angstig schermutselen.
„Koen,” sprak de zuster — ze voelde zich zoo gegriefd, dat ze de jonge vrouw niet zelf en direct kon aanvallen —: „Koen, je vrouw heeft zich veroorloofd me in ’t bijzijn van de meid te beleedigen ... En jij laat dat toe, Koen!... We denken daar
't onze van, niet waar, Mélie ? ...”
Amélie nipte nauwlijks ’t hoofd. Ze vond de situatie te zeer beneden alles, om 'r ook maar ’n syllabe aan te verspillen, 'n Jongere broer, voor wien zij en Door, na moedert dood, als twee echte moeders gezorgd hadden, voor wien ze 't beste hadden geofferd, bij wien ze samen nachten hadden opgezeten, toen-ie door den dokter haast opgegeven was — die ondankbare, die eerst niet had willen trouwen, omdat-ie z’n twee zusters niet voor al ’t geld van de wereld in den steek wou laten, zweeg, trok geen partij, als Door geaffronteerd werd in presentie van de dienstbode...
„Kinderen..begon Koen eindelijk — en z’n woorden tastten op de drie temperamenten als trillend-dociele voelhoorns toe: „ik begrijp waarachtig niet waarom zulke kleinigheden...”
„Kleinigheid...,” viel Amélie dadelijk in de rede.
„Kleinigheid!... Noem jij dat ’n kleinigheid?” verbeterde Dorothea — en omdat ze tot zelfs de verleiding van ’t kippe-wit doorstond en met gevouwen handen, dicht op ’r bord, bleef wachten, om acuut te pareeren, verzamelden zich op ’r resoluut gelaat met de gebronsde mans-ooren 'n aantal harde trekken of de gevechtspositie gereed was en de geladen kanonnen achter de gemaskeerde vuurmonden bereid werden gehouden. Koen, die ’t vóélde — ook zonder van de de aardappels moesende vork