25
’k heelemaal niet geslapen — van spanning — van spanning — èn ’r was zoo’n rauw gegil in de gang...
De grijsaard.
Gegil?
Tweede gevangene.
Wéér een gek geworden...
De vrouw.
Gèk?
Tweede gevangene.
Gebeurt zoo dikwijls. — Soms mot je je hoofd in je handen wringen — denk je dat de stilte in je hersens brandt — snik je uren en uren. — Driemaal heb ’k ’t gillen gehoord — voor twéé jaar — voor 'n maand — vannacht. — Eerst toen ze ’m uit z’n cel hadden gehaald en in de boeien gezet — kon je slapen. — Dat is m’n afscheid geweest — vergeet ’t nooit. — Da’s schrikkelijk...
De vrouw.
In wélke gang heb je ...
Tweede gevangene.
In mijn gang — had twee en tachtig...
D e v r o u w.
Twee en tachtig...
De grijsaard.
Twee en tachtig...
Tweède gevangene.
Groet je man — van twee en tachtig. Goeien morgen.
De grijsaard.
Goeien morgen.