13
Het kind.
O. — O. — En mag vader niet pr&ten ? Met niemand niet ? De grijsaard.
Nee.
Het kind.
Wat zou ik bang zyn, grootva. — In ’n kelder — en 's nachts ’n lichie — en niet praten — o, wat zou ’k bang zyn — Grootvader...
De grijsaard.
Ja.
Het kind.
Wat heeft vader gedaan?
De grijsaard.
Niks.
Het kind.
Niks ? Heelemaal niks? Waarom komt-ie dan niet thuis ? De grijsaard.
Strakjes komt-ie.
Het kind.
Ik zou wegloopen...
De grijsaard.
De deur is op slot...
Het kind.
Dan zou ’k toch wegloopen.
De grijsaard.
En als de soldaat ’t niet hebben wou? Die zou schieten, domme jongen.
Het kind.
O. O. — En — en die èindere lichies — wat hebben de andere lichies gedaan?