Biecht eener schuldige

Titel
Biecht eener schuldige

Jaar
1905

Druk
1922

Overig
2ed

Pagina's
222



75

„Natuurlijk.”

„Van wiè ben je geld wezen leenen?”

„Van niemand. Hoe kom je op den komieken inval?”

„Op je woord niet?”

„Op me woord niet.”

„Dat lucht me,” zei-ie zoo goedhartig, dat ’k ’m in z’n arm had kunnen knijpen.

„Jij heb vanavond ’n zonderling discours,” praatte ’k, ’n afleiding zoekend.

„Ik vroeg ’t,” verontschuldigde hij zich: „omdat je man...”

Hij haperde.

De geweldig-oprechte, die als ’n spin op kleine onoprechtheden van ’n ander loerde, versprak zich.

„Wat heeft Eduard...?”, drong ’k aan.

„Niets.”

„Is dat je les in ’t met-mekaar-uitpraten?”, spotte ditmaal ik.

„Je heb gelijk,” zei-ie snel en beslist: „wie a zegt moet b zeggen. Omdat ’k dacht dat jij wist, ben ’k zoo impertinent geweest te vragen van wiè jij geleend had. En wat drommel, ’k hou niet van geheimpjes! Op zoo’n manier wantrouw je mekaar om nonsens. Toen-ie vanmorgen bij me kwam, en me vertelde dat-ie geen tién gulden contanten in huis had, kon ’k aannemen, dat jij op de hoogte was.”

„ ... Dat ben ’k niet! ”

„Daar begrijp ’k niets van. Geen tien gulden in huis — en ’s avonds de vrouw tegenkomen met ’n kapitaal op zak — na ’n bezoek bij de naaister — dat valt je op, en dan heb je, meen ’k, als goed vrind de besogne te informeeren.”


Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.