5i
De schoonmaakster gaat de laan uit.
Telkens als diè ’r geweest is, mis je thee en koffie uit de bussen, begrijp je niet waar de boter gebleven is. ’k Zal ’t ’r inpeperen, dat ze ’t kind tegen me opzet. O, de vijanden in je huis, de vijanden waartegen je elk gebaar, elk woord moet verdedigen.