49
In ’n deugdelijk huwelijk moest je om beurten vacantie nemen, ’n luchtje scheppen, om op verhaal te komen en te wachten op den groei van *t verlangen.
De beste huwelijken, zegt men, zijn die waar de man telkens lctngen tijd voor zaken op reis moet — de slechtste waar de vrouw ’r man trouw in zaken helpt.
Joosten, die naast z’n studies als patholoog-anatoom (wat heeft ’t me in ’t begin moeite gekost z’n beangstigend studie-vak te begrijpen !) veel aan scheikunde doet, heeft me geëxpliceerd dat ’n oververzadigd vocht kristallen of neerslag afscheidt.
Van de duizend huwelijken is in negenhonderd negen en negentig ’t vocht oververzadigd.
En in plaats kristallen of neerslag, krijg je weerzinwekkende stilten, met de ophitsing van klokke-getik en ’t spreken in presentie der dienstboden, om zich een houding te geven.
De huislijke haard heeft voetangels. Wat de Schrift er van doceert, schijnt een erreur.
’k Zei dat Cor afruimde, terwijl wij na ’t getwist zwegen.
Hij herlas de krant.
Ik in m’n stoel bij ’t venster, wee omdat ’k niets gegeten had, praatte in bijster lieven toon met de meid.
Of ze de rest van de kip onder ’n vliegen-deksel in den kelder wou zetten?
Of ze ’t zou onthouen, dat bij ’t afruimen de messen niet bij de vorken en lepels gelegd mochten worden — ’k zei ’t op de charmante manier van ’n huisvrouw die geen wéét van dispuutjes heeft —: messen en zilver tezaam geven ruzie.
Biecht eener Schuldige. 4