Biecht eener schuldige

Titel
Biecht eener schuldige

Jaar
1905

Druk
1922

Overig
2ed

Pagina's
222



17

waken van den lentedag, ’n héérlijke wieging moest geven.

Om halfacht, toen de meid aan de kamerdeur klopte, lei ’k nog diepst-wrevelig wakker.

De eerste post bracht ’n briefje van hèm — z’n handschrift herkende ’k op ’t couvert.

„Wat schrijft-ie?”, vroeg m’n man, slaperig opstuttend.

„Lees zelf,” zei ’k onverschillig — met ’n afschuwelijke klopping van ’t hart. O, wel afschuwelijk, ’t Leidt tot niets. Met tralies aan twee kanten, is ’t bonzen van ’n hart zulk ’n misère, zoo ongeoorloofd, dat ’t geen glimlach waard is.

„Heb jij trek bij ze te eten?”, vroeg ie, zich uitrekkend.

„Nee,” loog ’k.

„Ik ook niet,” sprak hij, geeuwend.

„Dan zullen we niét gaan,” zei ’k nog onverschilliger, beslist wetend, dat we ’t wél zouen doen.

Daarmee lag ’t ochtendgesprek.

’k Heb ’m alleen laten ontbijten, lang over m’n toilet getreuzeld.

Wat wordt ’n dag die ’n dóél heeft — einders. De meid heeft ’t briefje bezorgd, dat we komen. Waarom niet?

We hebben mekaar geen woord gezegd — we züllen mekaar geen woord zeggen.

’k Voel me gekookt. Nog één zoo’n nacht en ’k laat Jansen roepen.

Biecht eener Schuldige.

2


Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.