Muziek en magere lapjes (serie Heijermans' Camera)

Titel
Muziek en magere lapjes (serie Heijermans' Camera)

Jaar
1924

Overig
Heijermans' Camera

Pagina's
27



2 7

hitste en toch door ’r natuurlijke, bijna voorname afzijdigheid ontzag oplei. Ze bleef onder vreemden, had geen vriend, geen vriendin, ’r Felle, wrange, brandende haat, 'r driftig verzet tegen ’t geknauwde leven achter ft rasterwerk, schenen verneveld. Ze was onder gegaan, had enkel iets koels, iets niet-te-benaderen, iets van 'n ander, beter ras behouden, iets dat ze niet kon verliezen, dat 'r als *n pantser omsloot, ?r van de omgeving vervreemdde, dat 'r kip deed zijn als de anderen, etend, drinkend, eieren leggend, vechtend om 'n wurm of 'n verdoolden kever, en ’r toch liet vliegen over de weiden, greppels en duinlanden als ze met gesloten kraal-oogjes in ’n stofbuil gedoken zat en de wind ’r pluisveeren als speelsche vlinders bewoog.

Eens, één keer nog, tegen ’t zilverend voorjaar, toen de struiken door 'n luw-dauwenden adem begonnen te beven en ’t zwart van de boomtakken haast geen nerf meer hield onder ’t dartel-gestoei van sprieten, knoppen en blaeren, lèèfde ze op zoo klaar en hijgend als de groote Zonne-kloek aan den hemel, als de tintel-sterren in den parelmoeren zomernacht, als 't opdampend licht uit den onrustigen maankrater bij de karnende wolkeranden.

Even als toen op 't nest van donzige vezels, tusschen de boomstronken in *t vrije woud, voelde ze leven, wilde ze hunkerend leven tot zich nemen; koesterde ze de met ’r hart meekloppende schalen. In den donkersten hoek van *t leghok zat ze als ’n klein sterk, ruig roofdier, terwijl buiten ’t Lente-licht zong en ravotte, de gouden vlammen in de bloemkelken brandden, de merels en lijsters naar de davergloeiende hemel-poort stegen en ’t bij al de splijtend-phosphoresceerende lichtnaden van ’t dak zoemde, tjilpte, gonsde, fluisterde, neuriede, of 'r ’n eindeloos festijn onder den Eeuwigheids-koepel, 'n tuimel van kabouter-vreugden en wierookende Godsblijheid openbloesemde.

Die dagen kwam ze niet van 'r nest, en toen ze eindelijk weer zelf de warmte van de Zonnekloek in de rimpeloos-blauwe luchten voelde, met weelderig-zoet roepende kuikens om zich heen lokte, ze ’n rups, 'n vlieg, ’n made, 'n miere-pop op de geluwe snaveltjes lei, of ze bij onraad zenuw-gespannen onder de vleugels nam — de verminkte vleugels, de gehavende, maar toch ’n kostelijk schut voor de weerlooze kleuters — leefde ze zoo kern-wild in den nieuwen droom, den roes van ’r jeugdjaren, dat ze al voor zonsopgang bolderde en in 'r gevecht tegen wie ’r niet kon ontwijken, beet en veeren uitrukte en als Jn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.