Het zevende gebod

Titel
Het zevende gebod

Jaar
1899

Pagina's
143



12

Gaaike. Denk nu maar dat ’k biècht, Jozef... ’n Woensdagavond zat ’k alleen thuis — liep de huisdokter op. Hij dee ’t wel meer. Ik sprak van — dat kun je wel raden — en huilde. Hij troostte. En in-eens — toevallig — o wel toevallig in z’n vriendelijkheid — hoorde ’k van de blindheid — dat ’t voor ’t stakkertje nog ’n geluk was geweest. Die avond, Jozef, heb ’k alles begrepen, scheen de herinnering klaar-wakker geworden aan mijn eigen] sterfbed in ’t gasthuis, hoorde ’k z’n snikkende stem — opnieuw — maar vrééselijker. ’t Is wel eenvoudig om ’t te zeggen, omdat ’t zoo dikwijls gebeurt — hij was ziek toen-ie zich engageerde en wist ’t — hij was ziek toen-ie trouwde en wist ’t'— hij was ziek toen-ie vader werd — en wist ’t. {Een stilte). Nou, Jozef, heb ’k gebiecht. Die nacht hebben we geen van twee geslapen. M’n kindertjes dood — gelukkig — en m’n eigen lichaam verwóést. Ik vraag mezelf wel eens af waarom dat zoo mag, ik vraag God ...

De jonge pastoor. Sust! Niet zoo praten ...

Gaaike. ...Bij ’m blijven kon ik niet, wou’k niet. Hij was nog zoo laf om te dréigen — toen ben ’k rustig weggegaan, heb vader en moeder belogen — om ’t érgste niet te vertellen'— ’t ergste dat ze misschien niet begrepen zouen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.