Het zevende gebod

Titel
Het zevende gebod

Jaar
1899

Pagina's
143



11

De jonge pastoor. Blind ? Dat heb ’k nooit geweten.

Gaaike. Niemand weet ’t — alleen hij — de dokter — en ik. Ik werd naar ’t gasthuis gebracht — heel voorzichtig — dat weet je wèl — en vóór de operatie bediend. Ze hadden me niets gezegd van ’t kind. Natuurlijk niet. Dagen lag ik op sterven, dood-zwak, zonder kracht. Op een nacht dachten ze dat ’t afliep, werd hij geroepen. En hij klaagde verschrikkelijk, snikte ’t uit, vroeg om vergiffenis vóór dat ’k stierf — ’t was alles zijn schuld geweest van Lientje — van Samuel — van mezelf.. .

De jonge pastoor. Zijn schuld?

Gaaike. ... ’t Ging me voorbij — Ik was zoo zwak — had zoo’n behoefte aan rust — rust — en ’k stierf niet — sterkte aan — werd weer gezond — èn voorbereid — langzaam voorbereid op den dood van m’n jongen. Eerst zeien ze dat-ie ziek was, bad ik dagen en dagen. M’n kerkboek en m’n rozenkrans kwamen m’n handen niet uit. En toen ... Thuis was alles ’t zelfde, ’t Wiegje en 7t andere hadden ze weggehaald. Peter was niet van de vloer — moeder wipte elk oogenblik over — jij schreef dikwijls en hartelijk . ..

De jonge pastoor. En ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.