3i
Maar toen ze ’t gehakkel begreep, toen ze uit de verbrokkelde zinnetjes opmaakte, dat ’r zoontje de krankzinnige streek uit had gehaald, holde ze als ’n zottin de straat over, ’t plantsoen door en de handen, net als Wim straks, voor den mond zettend, gilde ze ’r schrik omhoog naar de reuzepaal met ’t wapperend Aardje doek.
„Dirrek! Diiiirrek! Diiiiirrek!”
De druilregen betekkerde de blaren der struiken, liep in straaltjes van den ouderbouw van de zuil — Dirk antwoordde niet. Toen werd de juffrouw door 't razende heen. Ze schudde Trees, die ’r na was geloopen, zoo dat 't kind hardop griende — ze dreigde en raasde: waar of-ie zat, waar dan en waar? En toen de kleine handjes omhoog bleven wijzen en Wim met *n vaal-bleek gezichtje óók zei dat Dirk in de paal was geklauterd en Fransje ’r bij kwam en Frits en de jongen waarvan ze den naam niet wisten, en ze allemaal volhielden dat Dirk 9r nog zijn most en dat z’n steek door den wind weg was gewaaid, toen gier-jammerde de juffrouw, toen snerpte 9r roepen van „Diiiirrek!” zoo over 9t plein, dat ’t ’n oploop werd van buren en voorbijgangers en die staarden onder d*r parapluies naar ’t bungelend lapje vlaggedoek bij de loglooden wolken.
„Klessen!” zei de plantsoenwachter stellig: „ze zeggen maar wat... As-ie ’r was zou je ’m zien ..
„O, lieve God!” kermde de juffrouw: „Diiiirrek geef toch antwoord!... O, lieve Heer, ’k heb niks as me kind! ... Helpen jullie dan menschen!” ... En weer klonk ’v bijtend gekrijsch: „Diiiirrek!... Diiiirkie!”
De zon schoof nu futloos over ’n wolkrand, bedroop 9n gevel met huivrend-wit licht en de stangen der zuil bij de bovenste treden glimmerden op met stalen weerkaatsing, dreigend en schril tegen 11 aandrijvend zwart-blauw der koppen.
Toen zei ’n matroos in *t gedrang: „As-ie 9r is, dan mot-ie 5r wezen... Ik zal is gaan kijken ..
Z’n jekker lei-ie neer in ’t gras en met de pruim in z’n mond, rustig of-ie ’n wandeling dee, door'kroop-ie langzaam den koker.
En nog geen kwart van de trejen, eens zoo vlug as Dirk voor 9n uur, had-ie bestapt, of hij balkte omlaag dat-ie ’m in de spiezen kreeg. Dat dee de weduwe uit den papierwinkel op