Kiekjes

Titel
Kiekjes

Jaar
1926

Overig
I, Jodenbreestraat-Waterlooplein

Pagina's
208



74

poonem, glimmend van simge, dat plotseling ophoudt met glimmen. U voelt wel. Dus, hoe hooger de simge, hoe dieper de versj-teering. Er is één dag in ’t Joodsche jaar van allerhoogste Simge. Poerem. De klassieke dag der „versjteering”. Vroeger natuurlijk. Want nu is er geen Poerem meer. Zat men te smullen aan de simge-s’oede. De deur open, opeens. De „versjteerders!” De bent der Onkenbaren. Onvermasserbaar vermaskerd. On-verklikbaar verkleed. In ijzer zwijgen gehuld. Alleenlijk ’n vermomd gebrom. Verspookte gebaren, genade-loos dreigend. Handen tot grijpend gekromd, stompende vuisten in voorraad. Dan lachte men van angst, omdat men om de grol niet durfde bibberen. Wien beving beving, was verloren. De Onkenbaren loerden op bangheid. Want ze waren bang voor moed en daarom moedig tegen bangheid. Stieten ze op barsch gezicht, dan kaapten ze wat van tafel en ijlden wazig weg. Maar speurden ze onthutsing, dan, wee den overwonnenen! Alles van tafel weg en zij zitten. De huiseigenen moesten bedienen. Eén der bent op wacht in de keuken om te verhoeden, dat iets lekkers werd achtergehouden. Na de gerechten het fruit. Na het fruit de sigaren. Na de sigaren geld. Na het geld, adie! Natuurlijk wilden de overrompelden iets daarvoor in de plaats: willen weten, wie de overrompelers waren. Dat gingen ze gissen en noemden naë namen natuurlijk. Want de verwatenen zouden wel verwanten zijn en de vreeselijken wel vrienden. De heele buurt en de familie werd gepasseerd. Maar de overrompelers kauwden door, in nee-schuddend zwijgen, zot van ernst. Goed zat van droog en nat, kwam de ontmomming. Tilden ze ’t bakkes van hun gezicht, ’t Droop van ’t schateren. Dan raasde de pret. Heel de kamer tolde van lol. Innigheid vooraan. Hartelijkheid achterop. Joodsche gijn in waardigen buitel, Joodsche degelijkheid in guitigen moed. Daar konden kinderen bij hooren en zien, want ’t was ’n avondschool van simge, onvergetelijk tot den ouderdom. Maskers weer voor. Zakken tot puilen gevuld. Zwijgen weer aangetrokken, gebaren weer aangedaan. Versjteerders weg! Waarheen nu? Eenmaal zat is toch zat. Je kunt zat toch niet met twee vermenigvuldigen! Maar je kunt het deelen, door zooveel als je maar wilt. Zatheid is door alles deelbaar. Dan gingen de versjteerders naar versjteerden. Naar waar ’t naar was van leegte en somber van liever leed. Dan gingen ze de hoogte op van armoe. Strompelende stommel met bonk-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.