Kiekjes

Titel
Kiekjes

Jaar
1926

Overig
I, Jodenbreestraat-Waterlooplein

Pagina's
208



7i

en komedies. U moet toch weten, dat Leekie alles kan, behalve kijken. Zien wel, maar niet kijken. Hij ziet wel, dat er wat op papier staat, maar hij kan niet kijken, wat er op papier staat. In lezen is hij leek, Leekie. ’t Schrift is in den schemer geschapen, zegt de Misjne. ’t Volle daglicht wou ’t niet maken. Recht zoo. Door al dat lezen en schrijven is de wereld in den schemer gebleven, ’t Wil maar geen dag worden, ’t Was nog zoo ongelukkig op de aarde niet, toen de menschen niet lezen en niet schrijven konden, ’k Zou wel ’n middel weten voor ’n vluggen heilstaat, maar ik durf het niet te willen. Ik zou zeggen: leer geen enkel kind meer lezen en schrijven. Leekie kan ’t toch ook niet. En toch heeft Leekie ’n vrouw gekregen. En acht kinderen. En achttien kleinkinderen. W’aarvan er een al advocaat is. Leuke Leekie niet? Die leven moet van ’t lezen en zelf niet lezen kan. Hoe durf je ’t dan aan, om voor anderen na-te-kijken, als je niet kijken kunt? Maar Leekie heeft lèf en ’n vrouw. Z’n vrouw mag gekeken worden. Daar kan iedereen uit wijs worden, ook die niet lezen en niet schrijven kan. Van haar gezicht kun je alles lezen wat goed is en wijs. Na heet ze. Maar op haar gezicht kun je lezen, dat je haar niet te na moet komen. Haar achternaam is Loterijman. Nu vraag ik u, was dat ’n brooge-sgoure voor Leekie of nee? Salomo heeft gezegd: ’n vrouw is één op de duizend. En Leekie had ’t getrokken. Mazzel had-ie met haar. ’t Lot van Joune Kan. En allemaal kramen zonder niet. Naatje Loterijman was met geen prijs te betalen. Vooral niet, toen Leekie ’t mazzel had van arm te zijn en ’t „na-kijk, nakijk’’ uitgevonden had. Want Naatje kon lezen. En als dan vriend of buur of bloed vroeg, om zoo vriendelijk te zijn en van te voren na te kijken, zei Leekie tot zijn Na: „Na, kijk jij na!” En Na was z’n na-kijk. Leekie gaf de nummers op. Na keek. ’n Cent ’n kijk, kreeg ze. Buurvrouw boven had wel eens niet te eten. Haar zoon achterom had wel, maar gaf z’n moeder niet. Leekie moet na-kijken voor den verloren zoon. Na zag ’n niet. „Leekie, Leekie, ’n treife bemazzel, ’n treife bemazzel, ’n prijs, vijfduizend. Leekie, ga naar ’m toe, zie dat je vijf-en-twintig gulden van ’m los krijgt, gauw Leekie.” En Leekie naar de Oude Schans. Komt terug met vijf-en-twintig gulden. Naatje naar boven. „Van je zoon, Brankie, van je zoon, ’n mazzeltje van de loterij, hèt-ie an Leekie meegegeven voor jou.” Maar ’t was ’n niet. Dat wist Leekie ook

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.