Kiekjes

Titel
Kiekjes

Jaar
1926

Overig
I, Jodenbreestraat-Waterlooplein

Pagina's
208



50

neus-nukken van den ander van: „je-bent-me-te-min-met-je manie-van-meer.” Dan duft de lucht vol van roddelreuk. Zegt die een tot alle anderen „die ander daar, afijn, ik zal me mond maar houden. Ik ga niet naar ’t Vondelpark, waar ik in stille laantjes . . . afijn, ik zeg niks meer. Ik ga niet naar plantsoentjes met me mooiste staatsie an, om tusschen de hoornen en de boschjes . . afijn, ik zal maar zwijgen.” Zegt die ander tot alle anderen: „die één daar is alleen maar boos, dat-ie me niet kan nadoen. Kinnesinne op m’n chance. Kon-ie maar, wat zou-ie! Maar nou dat hij niet kan, mag ik ’t ook niet. Geen kans. Ik wèl. Kan hij niet verkroppen. Lekker. Ik word fijn in ’t Vondelpark nageloopen. En in de plantsoentjes staan ze me na te kijken. Die sgieje beleeft die daar nooit. En m’n kinderen laat ik ’t na, dat ze ’t ook doen moeten. Maar daar heeft hij geen poonem voor. Doe ’t nou niet. Fijn! Lekker!” „Ooser als ik daar menek zou voor omdraaien, ik ben liever leelijk en hou m’n eer, dan ... afijn, ik heb niks gezegd” zegt die één weer. En zoo foetert die veete voort in woekerenden, wroetenden wrok. Wie zich daar al niet mee bemoeide! Klein en oud, jong en groot. Men wou ze al van mekaar scheiden, een van twee van de Breestraat bannen. Niets nutte. De een wou voor den ander niet wijken. De één uit gawsoones en de ander uit wrok, dat hij geen gaw-soones kon hebben. Er is maar één, die ’t goed maken kan. Hij, die alle twisten onder de Joden uitmaakt. Hij, die komen zal om familie-smetten te zuiveren. DatisElia. In’t intiem: Eilieje-noowe.

Gans is die een, zwaan is die ander.

Vindt u ’n zwaan mooi? Ja, hè? In ’t Vondelpark en in ’t plantsoentje. Waar hij stijf-statig stevent over wijde water-weelde. Waar hij zwetsend zweeft in zwellenden zwier. Waar hij z’n spieren spiegelt in spannende speling. Waar hij zich verwend weet door weeke kindertjes, die ’n zwaan ’n wit wijs wonder wanen. Hoe komt in Lohengrin’s naam zoo’n zwaan naar den hoek van de Joden-breestraat verzwalkt? Waar hij oosei als gazzeris! Want ’n zwaan is een zwijn onder de vogels. Mag ’n Jehoede niet eten. Waarom hèm niet en gans wel? 't Zijn toch twee van gelijken bloede. Van ’t zelfde ras. ’n Familie-veete van jaren. D’r moet wat in de misjpooge gebeurd zijn. Ieder vertelt wat. Niemand weet dat. Ik geloof met ’n eed, dat gawsoones de zaak verbasterd heeft. Dat zwaan ten eeuwige

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.