bijbelvertaling bijvoorbeeld. Men vindt voor kinderen van negen en tien jaar bijna ieder stuk te moeielijk. En men snijdt en kerft de Touroh in mooten en brokken, om maar een paar flensjes te vinden, die de kinderen kunnen verteren. Dat de geheele Touroh daardoor uiteenvalt en de samenhang der Vijf Boeken hopeloos verloren is, hoeft geen betoog. En hoe die flensjes nog gegeten worden! Vergelijk het maar gerust met het eten van een kind. Een kind dat gezonde eetlust heeft, slaat dikke heele boterhammen met graagte naar bin-nen. Een kind, dat traag eet, zeurt aan de dunste flensjes nog met ״lange tanden".
Vroeger, een veertig jaar geleden, werd de Touroh in dikke boter-hammen voorgezet. Men begon met Het Begin, met het moeielijke Bereisjies *) en regelmatig werd alles tot de laatste kruimel van We-zous haberoogoh 1) opgegeten. Tegenwoordig filtreert men de Vijf Boeken van Mozes en ״fletchert" men nog hetgeen gefiltreerd is en nog kunnen ze het niet kauwen. Vroeger bleef alles binnen, wat men at van de volle schotels. Tegenwoordig vliegt dat kleine beetje er nog uit, als het nauwelijks met moeite naar binnen gewerkt is. En zoo gaat het met den schoofdschotel, laat staan met de andere gerechten.
Dat is het onmiskenbare treurige gevolg van de verslapping van den Godsdienst. Godsdienst is geen eerste levensbehoefte meer, maar op sleeptouw genomen achterding. Het huisgezin is geen school meer, maar een onderdak. Het liefst is men niet thuis, zoowel ouders als kinderen. De Joodsche school moet voor huis en school en sjoel tegelijk spelen. En géén van drie komt tot zijn recht, dat spreekt. Dat er van de Joodsche ontwikkeling weinig terecht komt, laat zich denken. Waar, om met Rabbi Eleazar ben Azarja te praten (Abot 3—21), waar moet de חכמה vandaan komen, als er geen יראה is? Er is geen beschaving, hoe kan er dan ontwikkeling zijn? En nu spreek ik nog van de ontstellend kleine minderheid, die toch nog haar kinderen naar de Joodsche school stuurt. Ik durf haast niet te vragen, hoe het gaat met de verpletterende meerderheid, die noch van Joodsche beschaving, noch van Joodsche ontwikkeling iets wil weten. Maar wij hoeven het niet te vragen, wij zien het.
II
1 ) Aanvangswoorden van de laatste afdeling der Tora.