Beschaving! Beschaving!
Dat zijn geen beleefdheidsmanieren en -frases, dat zijn geen netheids-allures. Dat is de Beschaving der Godsliefde! Dat is het onderricht in Gods Woord, dat het kind zijn ziel leert beleven in waarheid en zegen! Heusch, daar mogen de beschavingsmanieren zooals ״petje afnemen" en ״wat-blieft-u-zeggen" en ״met-twee-woordjes-praten" wel eventjes voor op zij. Oprechtheid, eerlijkheid, goedheid, waarheid, liefdadigheid, die moeten erin! Haat, list, valschheid, leugen, kwaadaardigheid, gierigheid, die moeten eruit! Zoek en grijp den Godsdienst, die u helpt!! Straks mag de beleefdheid binnenkomen, straks!
En nu de ontwikkeling, de HDpn
Het spreekt van zelf, dat de Beschaving, zooals wij die van Joodsch standpunt besproken hebben, reeds veel tot de ontwikkeling tegelijkertijd bijdraagt. Het kind leert spelenderwijs het geheele gebied der lofzeggingen en vele gebeden. Het begrip der dingen verwijdt zich, het geheugen scherpt zich, de ontvankelijkheid voor verdere dingen heeft zich breed geopend. De school ontvangt het kind niet meer als een onwillige. De vrees voor het niet-kunnen is zoo goed als uitgesloten. Veeleer kan het gebeuren, dat het kind vele dingen begroeten zal met: ״o, dat ken ik al langV' De maatschappelijke school moet het kind van grond-af-aan ontwikkelen. De Joodsche school rekent niet op beginnen maar op verder gaan.
En daarom is het een teeken des tijds, als men bang is voor te-veel-leeren. Ja, natuurlijk, ik geef het grif en graag toe. Waar een kind van zeven jaar nog van meet-af-aan beginnen moet met ״het Joodsch", daar is die vrees gerechtigd. Daar is alles in het kind nog pot-dicht. Daar worden hersentjes en hartjes plotseling door een leger van vreemde dingen bestormd. Daar zijn onlust en afkeer dra de vijanden van de Joodsche school. Maar waar een zes- of zevenjarig kind al thuis eenige jaren in de beschavings-school geweest is, daar is geen sprake van overlading. Daar vliegt alles in het klaargemaakte brein. Daar hunkert het hoofd naar nieuwe opname, daar smacht het begrip naar versche lading. Daar ontmoet de meester die welkome weetgierigheid, die hem zijn moeielijk werk zoo makkelijk maakt.
Men weet zich tegenwoordig geen raad met het leerplan. Men zoekt en aarzelt, men wikt en keurt, waar men beginnen moet, met
II