Bloemlezing uit zijn werk

Titel
Bloemlezing uit zijn werk

Jaar
1951

Druk
1951

Overig
1ed 1951

Pagina's
98



tijd vinger-vlug aantikt, één of twee - of zelfs meerdere malen al naarmate ge hem dadelijk opmerkt of één- en twee- of zelfs meerdere malen doet, alsof ge hem niet gezien hebt. Een soms geel, dan weer groen, maar meestal groen-en-geel-jasje zit hem glad gestreken om zijn mager maakseltje, waarvan de beide mouwen in lengte en wijdte moeten berekend zijn, om behalve zijn armpjes, ook zijn beide handgeraamten te herbergen, die 's winters de gracieuse eer genieten van een paar gewezen handschoenen. Een vormeloos stok-ding, dat als parapluie waarschijnlijk betere dagen gekend heeft, piekt hem onder den linkerarm of telt soms de keien, als hij in draaf-pasjes voort-wiegelt. Vaak ook maakt hij er duel-parures of dreig-figuren mede in de lucht, wanneer hij het gebruiken wil als ״vitae scipio" tegen de jeugd, die tegenwoordig zoo langzamerhand van de ״disciplina" gespeend wordt. Ik heb hem vaak redevoeringen tegen deze menschkui-kens hooren houden, die hem een Demosthenes zou benijd hebben. Dan sprak hij oer-oorspronkelijke model-oraties over de ״teuges-woorrrdige jongelui; die hun brrrrave ouderrrs tot schande zijn" en dat hij niet begreep de etukaasie van de meesterrrs op sgool." Gewoonlijk kreeg hij dan een schitterende ovatie, waarin zijn naam plus attributen schering en inslag vormden. Als dan enkele voorbijgangers staan bleven, scheen hij dankbaarder publiek te verwachten, begon zijn monologen opnieuw, wonder aller wonderen: met de handen in de mouwen, brouwde taai-mooi en stijl-fijn zijn bezwaren, verzuchtingen, raadgevingen en voorspellingen met als eenigen dank van het auditorium, de medelijdenden duw-raad: ״och, Jaapie, loop maar door, dat gespuis moet je eer niet zijn" — en dan ging het man-machientje weer door met een ״ja, mijnherrrrr — gelijk hebt u — gespuis... gespuis... ssonde, dat een fatsoenlijk mensch voorrr sse staan blijft."

Ja, mijne getrouwen, alweer roep ik de schapen van het veld en de lammeren op de heide tot getuigen, dat Jaapie een ״fatsoenlijk mensch" is — veel fatsoenlijker dan andere Jaapies en Brammies en Flippies, die nooit op straat worden nageroepen, maar gegroet en gehoed. Van Jaapie is oneindig veel te vertellen, veel wat goed en wat braaf en wat edel is.

Jaapie werkt — zwaar en hard. Jaapie werkt als ieder ander

II

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.