Zichronot - Herinneringen

Titel
Zichronot - Herinneringen

Jaar
1952

Pagina's
92



Jodenhoek, waar Oomie Soep, koning van Marken dan plechtig het woord voerde. De kreten „leve de Joden” en „leve de Gojem" waren niet van de lucht. Dat vond men toen heel gewoon.

Toen het jaarlijkse bezoek van de Kattenburgers eens op Peseach plaats vond, was er dus geen echte „sjikkoeres”, want jenever is niet „jomtefdik”, als zijnde uit tarwe vervaardigd. Het was toen bij de Joden gebruikelijk: Oranjebitter te drukken, dat ritueel geoorloofd was, „kosjer”. Toen de Kattenburgers maar matig tevreden bleken met het vrij slappe vocht, nam Oomie Soep het woord en zei, dat deze Oranjebitter symbolisch bedoeld was om de grote liefde van de Joden voor het Oranjehuis te demonstreren. Het gejuich was niet van de lucht. Leve de Koning, leve de Joden.

In ditzelfde verband herinner ik mij, dat er vroeger Pinkster drie gevierd werd. Vele mensen trokken dan naar de Meer (toen nog onbebouwd) alleen om te sjikkeren. Bij de Muiderpoort stond, als men uit de Plantage kwam, rechts de Cavalerie-kazeme en links de Oranje Nassau. Daar lag het zevende regiment infanterie. Die waren op zo’n Pinkster drie ’s avonds stomdronken en gingen dan op de Bree-straat de Joden te lijf. Maar onze jongens niet dom, namen ze de sjako’s en de berenmutsen af en bezorgden die de volgende dag aan de kazerne. De vechtersbazen kregen dan straf, omdat ze zonder hoofddeksel naar huis gekomen waren.

Dan herinner ik mij de brandweerkazerne op de Nieuwmarkt. De brandweer reed toen nog met twee paarden. Vooruit holde een klein wit hondje. Die moest de paarden tot spoed aanmanen. Wat er van het hondje geworden is weet ik niet. Ik meen overreden.

Ook was op de Nieuwmarkt, voor mijn tijd, maar mijn vader vertelde het ons vaak, de plaats waar „gefitst” en gebrandmerkt werd. Diegenen die wat kwaad gedaan hadden, kregen met een gloeiende bout een GB op de rug gebrand. Daartoe behoorden ook de geldsnoeiers. De rijksdaalders en guldens hadden nog niet het „God zij met ons” en de dieven konden er van afsnijden zoveel ze wilden. De Joden spraken in dat geval van iemand, die de meileg (koning) gekapt heeft.

Ik herinner me hoe we altijd naar het heien keken. Er werd toen nog met een handheiblok gewerkt. De balken zag men, door een paard getrokken, over de straten gaan. Dan werd de paal met bovenop een metalen ring in de grond gezet en kwamen enige mannen met het heiblok, aan touwen bevestigd, dat ze lieten vallen. Ze werden gecommandeerd door iemand die zong: „haal op de hei en dan weer vallen”, tot de paal helemaal in de grond zat, enzovoort.

42

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.