Zichronot - Herinneringen

Titel
Zichronot - Herinneringen

Jaar
1952

Pagina's
92



Amsterdam was heel anders toen ik jong was. Geen trams, geen auto’s. Moest men ver uit de buurt, dan nam men een vigilant, en als mijn vader boodschappen deed, mochten altijd een paar kinderen meerijden. In de stad waren overal stalhouderijen. Een wagen met één paard kostte een gulden per uur, een calèche met twee paarden ƒ 2.50, maar die nam men alleen bij feestelijke gelegenheden als de stad versierd was, of als er werd geïllumineerd. Dan waren de gevels versierd met latten vol sparregroen, en daartussen vetglaasjes. Die moesten stuk voor stuk worden aangestoken.

De stad was veel kleiner. Achter de Haarlemmerpoort, Muider-poort, Weesperpoort en Leidsepoort bestond nog niets. Achter de Mui-derpoort was het Muiderbos en dan de Oosterbegraafplaats. We gingen school aan de Nieuwe Herengracht en maakten de zomer wel wandelingen. We gingen spelen in het Muiderbos, en konden door de vele bomen prachtig stuivertje wisselen. Maar toen moest het Koloniaal Museum er komen en werd de begraafplaats opgeruimd. Nu staat er een hele stad achter de Muiderpoort. Er was toen bij de Kadijk en Doklaan het entrepotdok, waarin de kooplieden hun waren opsloegen, die daar in goederentreinen aankwamen.

Dan waren er nog de schutters. Die moesten naar ik meen eenmaal per maand in uniform opkomen en in het bosje aan de Zeebur-gerdijk oefeningen houden. Het was een particulier leger, dat in geval van oorlog de stad moest bewaken. Was een gewone schutter in het particuliere leven baas, en zijn bediende hoger in schutters-rang, dan werd er niet veel gecommandeerd. De schutters zijn verdwenen, evenals het zevende regiment. Voor onze dienstmeisjes een hele slag.

Ook aan de andere kanten heeft Mokum zich kunnen uitbreiden, maar wat ik mij daarvan herinner, behoort eigenlijk niet meer tot het beperkte gebied, dat ik als onderwerp voor mijn jiddische memoires had afgebakend. Als ik zo, na 82 jaar in deze stad te hebben doorgebracht, nog eens alles overzie, kan ik niet anders dan verdrietig zijn. Koevele Joden zijn er niet vermoord. Mijn eigen man stierf in 1943 op 73-jarige leeftijd in Bameveld. Hij was een goed Tsionist en behoorde tot de allerbeste, eerlijkste Joden. Hij stierf, zoals hij verlangd had, met sjeimes. Hij had tenminste nog het geluk op Muiderberg begraven te worden in zijn eigen tachrichien en zijn eigen zoon mocht op de begraafplaats Hatsoer Tomiem zeggen, wat mijn man altijd had verlangd. Hoevelen is het eenvoudige geluk een eigen rustplaats te hebben niet onthouden?

43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.