Wanneer de vromen opgaan
is: het waarnemen op afstand van de normale evoluties der menselijke verhoudingen. De Joden wisten zich ingekapseld in een bovenmenselijk schema, dat losstond van het begrip, dat voor geschiedbewustzijn essentieel is: de tijd. De Jood, die anno 1610, 1620, 1630 of later naar hier immigreerde, vond op Marken of Uilenburg wel een minjan,1) waar hij trouw zijn gebed verrichtte. En in dit gebed lag ook verankerd, wat in deze Mousje, Joede, Eizek of hoe ze mogen hebben geheten aan historisch bewustzijn werkzaam was. Hijzelf zal zich daar weinig om hebben bekommerd. Het Joodse volk was Gods volk, hij wist nauwkeurig waar het had geleefd, waarom het zijn land had moeten verlaten en dat het eenmaal daarheen zou terugkeren.
Zo kon het ook gebeuren, dat pas veel later de eerste gebeurtenissen rondom de Amsterdamse Asjkenaziem werden geformuleerd. In Sjeërith Jisraël2) is het volgende relaas bewaard:
„Wij Asjkenaziem te Amsterdam hebben voor het eerst een godsdienstoefening met Minjan (het vereiste aantal biddenden) gehouden op het Nieuwjaarsfeest en de Verzoendag van het jaar 5396 (September 1635). Wij hadden toen voor deze gelegenheid twee Heilige Wetsrollen geleend van de Portugese gemeente, waarvan de een aan Francisco Gomez da Costa, bij wien ik in dienst was, toebehoorde, terwijl de andere eigendom was van zekeren Izaak Mukato. Onze godsdienstoefening werd op genoemde heilige dagen gehouden op Vloomburg, ten huize van Ansjel Rood, welke daarbij als voorzanger fungeerde. Op het daarop volgende Loofhuttenfeest werd door ons geen Minjan gevormd, maar woonden wij de godsdienstoefening bij in de Portugese Synagoge, omdat wij Hoogduitse Joden geen Etrog (de tot het genus citrus behorende boomvrucht, bedoeld in Leviticus XXIII, 40) bezaten. Na het Loofhuttenfeest echter hadden wij des Sjabbaths dikwerf onze eigen godsdienstoefeningen.”
50
1
*) Minjan = getal: quorum van 10 personen, nodig voor een godsdienstoefening.
2
) Sjeërith Jisraël = Rest van Israël, titel van een Joodse geschiedenis in het Jiddisch, in 1743 vervaardigd door R. Menachem Man Amelander. Door L. Goudsmit Azn en Gabriël I. Polak in het Nederlands vertaald en bewerkt, Amsterdam, 1853. De citaten over de vroegste geschiedenis der Asjkenaziem aldaar pag. 555.