De zoon van een gazzen

Titel
De zoon van een gazzen

Jaar
1967

Pagina's
414



arts-seksuoloog zich het lot had aangetrokken van de jonge onderwijzer, die met zware problemen rondliep. De Haan mag dan vaag suggereren dat er sprake zou kunnen zijn geweest van perversiteit in de analyse; maar uit geen enkele concrete opmerking is dit op te maken. Men moet waardering hebben voor de medicus, die zich in dat vroege stadium met dergelijke vraagstukken op hoog niveau occupeerde. En wat was zijn loon’

‘Op een dag vertelt hij (De Haan) mij (Aletrino), dat Tak hem gevraagd heeft een jongensboek te schrijven en dat hij daaraan bezig was en verzocht mij of hij het aan mij mocht opdragen. Ik zei natuurlijk ja, omdat het hem pleizier deed en heb er verder niet naar gevraagd. Toen het uitkwam, stuurde hij me een exemplaar en toen we het lazen, Jupie (Aletrino’s vrouw) en ik, kreeg ik bijna een stuip van schrik.’ - aldus Aletrino aan Robbers in 1908. Ook zijn maatschappelijke positie liep gevaar en het is begrijpelijk, dat de geschokte medicus alles wilde doen om het boek uit de circulatie te nemen. Aan Robbers schreef hij verder: ‘Ik heb de heele uitgaaf opgekocht en heb die op een twintig of dertig exemplaren na in handen gekregen en laten vernietigen. Een affaire van plus minus acht honderd gulden. Maarseveen, die ook die vernietiging wilde, zou de helft voor haar rekening nemen, maar die helft van het geld moet ik nog altijd zien, te meer, omdat zij met de Haan inmiddels is getrouwd.’

Dat laatste geschiedde in 1907. Dan is de Pijpelijntjes-affaire al historie geworden. Van de eerste druk bleven misschien een dertig exemplaren in de circulatie. De tweede druk ontbeert de opdracht aan Aletrino; de student in de medicijnen is omgedoopt in ‘Hans’, eigenlijk ‘Felix’. Hoe hardnekkig Jacob ook aan zijn beginselen blijkt vast te houden, deze concessie heeft hij dan toch gedaan. Doch in een nog subtielere persoonlijke aangelegenheid brengt deze treurige zaak een wijziging voor zijn leven. Onder het schrijven van 13 juni 1905 aan Lodewijk van Deyssel zien wij plotseling de oude naam opduiken, die hij bij de besnijdenis (januari 1882) had ontvangen: Jacob Israël.

Even maar zijn we verrast; om ons dan terstond weer te bepalen tot de ingewikkelde problematiek, die zich concentreert om de zoon van een gaz-zen anno 1900. Een losgeslagen Joodse jongeman van om en nabij de twintig, die op weg is zich steeds meer te verwijderen van het geloof zijner vaderen, in casu dat van zijn vader. Het zijn de affecten tegen zijn afkomst, tegen zijn jeugd, die hem opzwepen tot een hartstochtelijke strijd tegen alles. Het Bijbelwoord van Ismaël geldt voor deze Jacob Israël: ‘Zijn hand was tegen allen: de hand van allen tegen hem.’ In blinde minachting jegens de hem omringende maatschappij koos hij al de uiterste vormen van kritiek,

65

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.