De zoon van een gazzen

Titel
De zoon van een gazzen

Jaar
1967

Pagina's
414



van Deyssel voor Sjofelen en vraagt iets dergelijks voor de tweede druk van Pijpelijntjes. Van Deyssel was echter niet de figuur om deze jongeman uit zijn moeilijkheden te helpen. Wel reageert hij terstond en niet zonder enig positief geluid, maar hij betoont zich opvallend gereserveerd tegen het boek ‘als daad in de samenleving’. Wel typerend is in dit verband Thijms opmerking: ‘Zoo vernam ik onlangs, dat mijn roman De Kleine Republiek zich in de bibliotheek eener H.B.S. bevond en moest dit nadrukkelijk afkeuren.’

In dit stadium is Van Deyssel echter nog niet op de hoogte van de complicaties met betrekking tot Aletrino. Wel noemde De Haan enige malen diens naam, doch zonder verklarende opmerkingen. Voor zijn geestelijk klimaat in deze bewogen dagen is de brief aan Van Deyssel van 19 juni 1904 karakteristiek:

Amsterdam

29 St. Willibrordstraat

Geachte heer Van Deyssel, nu zal ik u eens heel netjes terugschrijven. En vooreerst u van heeler harte danken voor uw brief, die mij in deze nare tijden prettiger heeft gemaakt.

Als een boek artistiek goed is, dan hebben de leuterlui er verder niets mee van doen. En dat is de mooie Nieuwe Gidsregel, zooals u zeit, die wij nog jongeren dan u, zeer zeker moeten handhaven.

Men is zeer verbitterd op mij, vooral onder de sociaal-democraten en men maakt ’t mij heel lastig. Mijn broodsbetrekking, waarvan ik goed leven kon en ook leven moest, is mij tegen September opgezegd, en zeer zal het de vraag wezen, of deze misdadige man, die u schrijft, iets anders vinden kan. Nooit heb ik de menschen zoo bruut en zoo barbeestig gevonden, als nu, en daarom hielp uw brief mij er zoo weer wat op. Aletrino is ook zeer boos op mij. Hij houdt wel van mij, maar dit is hem heel te erg geweest.

’t Is een ellendige tijd. Ziet u, als ik wat ouder was (ik ben anders al 22 geweest) dan ging ’t wel, maar nu heb ik te weinig ondervinding, om mij er goed doorheen te werken. En de eerste boom, de beste, dat is me nog wat te stoïcijnsch.

Geachte heer Van Deyssel, ik geloof, dat u zoo’n beetje voelen kunt van de hevigheid, die ’k nu van de menschen lijd, ’t is heel erg. Men heeft mij zoo’n schandeschunnige brief geschreven, dat ik er ontzet van was. En dan moet ’t heel erg zijn. Ik geloof, dat ik sta op ’n scheipunt van mijn leven, en nu weet ik mij niet te draaien of te wenden. Gelukkig is ’t nu Zondag en hoef’k vandaag geen mensch te zien.

Alles warrelt mij nog. Eerst wilde ik naar Parijs gaan, dadelijk weg, daar-

63

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.