ders dan eerst, maar ik kan er niet over oordeelen voor ik zou weten, waarom Heijermans ’t schreef. Als hij ’t doet om de Joden bespottelijk te maken, vind ik ’t laf Een Jood is niet slecht of niet goed, of niet eerlijk omdat hij Jood is. Als u van mij minder houdt omdat ik Jood ben, maar dat is niet waar, dat kan niet waar zijn. Als u iets van mij houdt, zal zich dat niet kunnen zetten tusschen u en mij. Daar zal wat anders komen. Maar ik zal alles geven voor u.’
‘Alles geven’ - één facet van zijn tragische leven, dat hier in subtiele, ongeduldige formuleringen wordt ontsierd door een gebrek aan zedelijke moed: ‘Maar dat is niet waar, dat kan niet waar zijn ... ’ Wij vergeven hem dit gebrek aan fierheid in zijn moeilijke jeugd. Het was omstreeks 1900 wel uitermate moeilijk de ontspoorde zoon te zijn van een arme Zaanse gazzen.
55