De zoon van een gazzen

Titel
De zoon van een gazzen

Jaar
1967

Pagina's
414



maar ik heb er later, toen ik uw loopbaan heb gevolgd, meermalen aan teruggedacht. Het was in Haarlem in het prettige huis van uw oom en tantes. Gij studeerdet toen in Haarlem. Op een avond kwam ons gesprek op de cultuur der oude wereld en wij bespraken aan welk volk de prioriteit toekwam. En daar zaten wij opeens midden in het debat. Gij kwaamt met scherpe wapenen, uit een oud arsenaal. Gij waart jong, nog zeer jong. Ik was ook nog jong. Dat wil zeggen: jong in jaren. Maar, ofschoon ik jong in jaren was, was ik toch reeds oud. Want ik was reeds in functie. Het was toen, vóór of omstreeks 1898, dien gedenkwaardigen tijd van twintig jaar geleden. Sinds dien tijd ben ik veel jonger geworden. Mijn oogen zijn ook veel jonger geworden.

Toen, met mijn oud gevoel, nam ik tegenover u - o ik herinner het mij zoo levendig - een tamelijk hooghartige houding aan. En ik maakte mij van u af met een soort van voornaam medelijden. Ik liet u loopen.’

Ongewild stroef klonk het zelfverwijt van de Rabbijn door de gespannen zaal.

‘Uw afscheid is een pijnlijk ogenblik voor mij geweest. In mijn verder leven zal ik mij Uw woorden nooit kunnen herinneren zonder weemoed ... ’, aldus de reactie van de dichter toen. Maar op de bewuste avond in 1898 zal Jacob de Haan opgewonden hebben gedwaald door de lege straten en stegen van de Haarlemse binnenstad. Een vogel, uit het nest gevallen - een Joodse jongen zonder Joodse toekomst. Zwevende tussen de zelfhaat, die werd gevoed uit de troebele bronnen van zijn arme jeugd en de ongebreidelde wensdroom - ondanks een geheel aparte afkomst - toch te worden geaccepteerd door de anderen.

In een brief aan Frederik van Eeden, gedateerd 6 november 1899 komen beide polen van zijn complexen helder en onomwonden naar voren. Hij bewondert Willem Paap om diens antisemitische Jeanne Collette, gericht tegen de centrale Amsterdamse bankier en parnes A.C. Wertheim en formuleert: ‘Vincent Haman en Jeanne Collette, schoone werken. Ik zou graag meer van Paap lezen, maar ik ben bang, dat hij, zijne woede tegen v. Deyssel en de Joden gelucht hebbende, op is. De opdracht vind ik merkwaardig. Hij zal zeker bij ’t schrijven dezer heldenwerken veel aan Multatuli’s goeie raad gedacht hebben, en hoe weinig hij die telde. Een standbeeld voor Willem Paap, en voor zijne heldhaftige wijze van schelden.’

Maar enige regels verder, denkende aan zijn eigen positie als Jood, schrijft hij:

‘Dan heb ik Ghetto gelezen voor de derde of vierde keer. Ik vind ’t heel an-

54

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.