Het Joodsche lied, 2de boek

Titel
Het Joodsche lied, 2de boek

Jaar
1921

Druk
1921

Overig
1ed 1921

Pagina's
162



50

Mijn Vriend: als geen ken ik het zalig dwalen, Maar ook: als geen ken ik den stuggen keer, Ik weet de weelde van zoovele talen, Maar in geen taal vond ik de weelde weer,

Van wat mijn Moeder, op mijn hoofd heur handen, Mijn vrome jeugd zegenend heeft gezegd. Meet de macht van ons Volk niet aan zijn landen, Maar ajan de kracht van zijn wet en zijn recht.

Uw Vader heeft last van uw lot gedragen Tot heden, maar een Joodsche Man draagt gij Thans zelf den last van uw nachten en dagen: Houd dan uw Lot van mijn verlangens vrij.

Ik weet zoo goed, wat mij lokkend verleidde, Menig Jeugd gaf mij wat mijne jeugd vroeg. En thans? Wanneer ik nacht en dagen schreicU Had mijn wroeging nog geen tranen genoeg.

Moge God uw wegen beter bewaren Dat nooit uw hart smartlijk zijn lot beklaagt, Dat gij niet op uw tochten door de jaren Den hartlast van een wreede wroeging draagt.

Ik weet: ik dwaalde langs zingende wegen. Met velen heb ik mijn loos lot gedeeld. Ver van Moeders huis, ver van Moeders zegen Heb ik in wilden moed Gods gift verspeeld.

Naar zooreel bekers hief ik luid mijn beker, Ik ken het zoete en droeve van den wijn, En thans: elke dag is de zeere wreker Van eiken dag met telkens nieuwe pijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.