38
Herbloeit niet alle jaren weder de aarde, Die dor en dood lag in het bar getij? Dragen niet alle jaren veld en gaarden Oogst en bloemen van den winterban vrij?
Zoo zeker als de lentevogels keeren Met de zuivere zoetheid van hun zangen, Zoo zeker keert het Lied ter uwer eère Dezen Dag vervuld van hoop en verlangen.
Elk jaar hetzelfde Lied? Ja: gelijk zingen De vogels altijd eender. Gaat voorbij, Drijver naar weelde en winst, maar 't hart doordringen
Voelt zich, die 't Lied liefheeft, van mijmerij.
Elk jaar hebben wij weer een deel gewonnen Van den weg, die van 't Vaderland ons scheidt. Elk jaar wordt met machtiger hoop begonnen, Elk jaar maakt vaster onze zekerheid.
Wij weten wat ons nog valt te overwinnen, Wij weten ieders haat en ieders macht. Maar ook: die zoo strijdbaar hun land beminnen, Weert van geen vijand de geschaarde kracht.
Nog zijn wij machtloos: wreede volken breken Ons lot lachend. Elk ander drijft ons voort. Wij kunnen niet het eigen onrecht wreken, Wij klagen, maar wij blijven onverhoord.
Machtloos zijn wij. Machtloos zullen wij blijven Zoolang wij niet keeren naar de eigen landen. Verdrevenen vian twintig eeuw: u drijven Als gij niet keert, haters tot doem en schanden.