OP DEN BLOEMENDAG VAN HET JOODSCH-
NATIONAAL-FONDS.
36
Brengt men Bloemen aan hem, die rouw bedrijft? Niet om een doode, maar om 't eigen leven. Het lied belijdt, wat het hart heeft misdreven, Geen dag, die zonder wnange wroeging blijft.
En toch bloemen? Vóór den dageraad wakker Heb ik de Bloemen en de Zon verwacht, Twee meisjes komen met een kleinen Makker, Die blijder dan de Meische morgen lacht.
En vond mijn hart één oogenblik van vrede Aan den klaren hemel van zijnen lach, Dit lied is mijn dank en des harten bede:
,,Hij, die 't Scheppingswerk vernieuwt eiken dag, Vernieuwe' van ons Volk het trotsch verleden, Een toekomst rijker dan mijn droomen zag".
1917.