35
Weer 't veld vertreden. Weer de pracht verslaan Der bosschen voor het roovend krijgsgeraad. De lust van zooveel toegewijde dagen Verloren door het woeden van één haat.
En 't zwervend Volk? Elk ander volk voelt krachtig Zijn eenheid tegen eiken wederstand. Slechts wij staan verdeeld tegen elk onmachtig, Niet één tot roem, de haat van menig land.
Als vrede komt. . . . men zal ons weer verdrijven. Eeuwigen Vreemdeling, uit elk gebied, Waar zullen de voortgedrevenen blijven? In 't Land, dat ons verlangend keeren ziet.
Want slechts het Land van ons heilig verleden Zal het Land onzer veilge toekomst zijn, Immer herdacht in snikkende gebeden, Nimmer vergeten in drijvende pijn.
En waar volkren thans gul hun hartbloed geven Gij, die. vrede geniet, geeft gul uw geld Opdat tot een nieuw en hartstochtlijk leven Ons Volk in 't eigen Land weer wordt hersteld.
Want vaste macht herwint men slechts door daden, Uw Dichters trekken u als Daders voor, In voorspoed vroom, in tegenspoed beraden Herwint uw wil meer dan ons Volk verloor.
1916.