Het Joodsche lied, 2de boek

Titel
Het Joodsche lied, 2de boek

Jaar
1921

Druk
1921

Overig
1ed 1921

Pagina's
162



INWIJDINGSFEEST

25

En vraagt ge mij: ״Waar vindt gij toch uw zangen Vierende van vreugde of snikkend van smart", Dan antwoord ik: „Niet haten, niet verlangen, Maar luisteren naar de stilte in uw hart.

» En wachten als de late winternachten Vóór de zon door de dichte wolken breekt. En wachten als de witte kaarsen wachten Op den Luchter voor een Knaap hen ontsteekt."

En d^zen avond, toen uw lichten brandden, Hoe zeer bezon mijn hart zijn schreiend lot. Al wegen van mijn vreugde en van mijn schanden.

Maar alles: mijn liefde, mijn haat, mijn spot, Mijn liedren leg ik in Gods heiige Handen: „De stem des Dichters is de Stem van God".

1915.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.