8
Toen heeft het Lied van den Profeet gesproken, Jesaja, milder dan van één Profeet, Wiens woedend Woord over 't Volk is gebroken, Maar ook: die zoo minnend troost in het leed.
Zijn Woord heeft zich diep in mijn hart verborgen, Door donkere dalen ben ik gegaan, 't Leek al vergeten, ziet, en dezen morgen Heb ik als Gods Woord zijn woord weer verstaan.
En ik herdenk: Wat was toen mijn verlangen? Dichter, als hij, van het Joodsch Volk te zijn. Te vieren in een overmaat van zangen Hun Dagen van jreugd, hun Dagen van pijn.
God heeft zijn Taal aan den Profeet gegeven,
Die gelijk water de dorstenden drenkt,
Gaf Hij mij niet in het wanhopig leven
Het Joodsche Lied, dat mijn hart krachten schenkt?
O, Lied, laat af van mijn lusten. Wees heilig, Wees heilig, heilig, als van den Profeet Wiens woorden dezen dag mijn hart, weer veilig Als kind bij Moeder, herdenkend beleed.
Lied, dat zoo vaak mijn verlangen vervulde, Met u keer ik tot Gods belijdend leven, Als wolken vaagt Hij weg al onze schulden, Vrees niet. Wat wij dreven, God heeft vergeven.
Ik dank U, God, dat van al mijn verlangen Alleen dit tot vervulling is gegaan, Dat zij, die jong zijn, in mijn hartezangen Het leed en den strijd van ons Volk verstaan.