9
Voert niet eenmaal een knaap, die met zijn Vader Langs vrome wegen ten gebede gaat, Mijn Lied tot de Liefde van ons Volk nader, Als hij, gelijk ik, den Profeet verstaat? .
Er is geen tijd. Ook mijn lied is verbonden Door 't eeuwig Lied aan 't Lied van den Profeet. Zijn woord geeselde zonden als mijn zonden, Zijn liefde troostte leed gelijk mijn leed.
Er is geen tijd: wat ons hart houdt gescheiden Ons is ééne Leer, één Liefde en één Recht, Dichters van het Joodsche Volk zijn we beiden, Hij heerschend Meester, ik gegeeseld knecht.
Er is geen tijd: Het Joodsche Lied is eeuwig; Elk volk heeft zijn vreugd en zijn klacht gehoord, Vanwaar de bergen breken braak en sneeuwig, Tot waar de zee schuimt langs een bloeiend boord.
Gelijk de wolken vagen weg uw zonden, Elk hart is Gods Hart in één eeuwig leven. Tel niet van hoofd tot schenkel al uw wonden: Keer tot Hem weder. Hij heeft u vergeven.