KLAAGMUUR.
Ook hier ben ik de zinnelijke Dichter, Genietend door zoo menig Land gegaan.
De lach van den Marokkaan valt mij lichter Dan 't weenen van wie met mij biddend staan
WOEDE.
Neen: ik ben om te weenen niet geboren Hier met mijn Volk tegen den Tempelmuur. Laat de lach van wie schoon zijn, mij bekoren Van ieder volk, op ieder uur.
VREUGD.
Mijn gebed is het Lied van Vreugd.
Mijn God is enkel schoone Jeugd.
In onrust geboren.
In onrust verloren.
VERLEIDER.
Hij weet, wanneer ik komen zal.
En ik ga, omdat hij het weet.
Tegen het uur, dat de avondval De lucht stil maakt en 't luide leed.
BACKSCHISCH.
Hij loopt zoo lief op zijne bloote pootjes.
Of zijn woorden op bloote pootjes gaan Zóó lief vraagt hij backschisch. En zijn genootjes, Die backschisch vragen, komen om ons staan.
78