HASSAN.
Alleen een witte broek en een blauw truitje. 's Avonds vouwt hij zijn bloote pootjes saam Onder zijn sierlijk lijfje en op zijn fluitje Speelt hij van zaligheid zonder naam.
SMEEKBEDE.
Eeuwigheid: geef den dag van gistren weder. En ik zal morgen weer gelukkig zijn.
Maar gij geeft niets. Ik leg mij neder In één kwellende pijn.
SLAPENDE KNAAP.
Op 't zonnig muurtje bij de Jaffapoort,
Legt hij, de stoute Knaap zich slapend neer. Het leven drijft zijn dwaze driften voort.
Hij glimlacht in een droom zoo teer.
WIJSHEID.
Is niet wijzer de Knaap, die droomend rust, Waar de zon zalig schijnt over de Muur.
Dan hij, die drijft van lust tot lust In één verlangen zonder duur.
NAAR SCHOOL.
Geen lied gaat zóó goed in de Maat Als deze kleine kameraad.
Die zich van huis naar school toe haast En mijn Lied door zijn schoon verbaast.
74