SNEL ALS WATER.
Grijp het water.
Grijp den Tijd.
Nu of later,
Eén eeuwig-wisslende eeuwigheid.
GESTORVEN GRIJSAARD.
Gij hebt Leven genoten, wat is ’t Leven?
Gij zijt gestorven, wat is Dood?
Wat is over de donkre grens gebleven Van al uw zinnelijke nood?
DWAZE TROUW.
Ik ken een Dichter te Jeruzalem,
Een Arabier, die zijnen Vriend verloor Voor veertig jaar en veertig jaren door Op den doodsdag gedenkt een treurlied hem.
MAANLICHT.
Als ik alles vergeet, zal ’k niet vergeten, Jeruzalem, uw maanlicht in de Nacht Wanneer ik voor de stille straat gezeten Het naamloos Wonder wacht.
L. E. J. BROUWER.
Hoe zal het woord ooit zonder rest doordringen Het continu, waar ’t Leven zich voltrekt?
Dat kan alleen des Dichters Woord, wiens zingen Zijn intuïties in het luistrend hart wekt.
71