VREDE.
Iedren dag zijn leven.
Iedren dag zijn Lied.
Liefde en lied gegeven.
Rijkdom heb ik niet.
HERDERS.
In ongebondenheid zijn zij ontvangen.
In ongebondenheid wekken zij weer.
Mij martelt staag het gebonden verlangen.
Wat baat mij de zede en wat baat mij de eer?
EEN KNAAP.
Al uw verlangen was eens mijn verlangen.
En al uw rijk genot was mijn genot.
In de zachte mijmering van mijn zangen Weent ook uw Lot.
ZWERVERS.
Zij weten niets van zeden en van zonden.
En niets van al onze gebonden eer.
Maar waar zij, zat van zon, de schaduw vonden Leggen zij zich te samen neer.
RUSTLOOS LIED.
God: waarom zendt Ge mijn rustlooze zangen, Die mij storen diep in onze gebeden?
Ontbindt mij van al mijn verlangen,
En geef Uw vrede.
56