TIJD-EEUWIGHEID.
Machtloos tegen de Eeuwigheid is de Tijd.
Maar óók: de Eeuwigheid kan Tijd niet verslaan. Den Tijd, die de Eeuwigheid eeuwig bestrijdt. En eeuwig winnend moet eeuwig vergaan.
TIJD-EEUWIGHEID.
Geen dag, die duurt. Maar zoude ik de onduur Van iederen dag zonder de Eeuwigheid ? [weten Waaraan zal ik tijdlooze Eeuwigheid meten Dan aan den eeuwigen onduur van den Tijd?
ADIL EFFENDI.
O, zal de Nacht ook voor hem leeg en heet zijn? Die naast mij rijdt, Adil, een stoute knaap.
Zal 't leven hem vol lust en onlust wreed zijn. Eén marteling waken en slaap.
NACHT.
Als we in deze Nacht aan alles ontsterven,
Deze tedere Nacht, zou 't niet goed zijn?
Wat kunnen wij zwervend nog meer verwerven, Dan nog wat vreugde en pijn?
BERUSTING.
O, laten wij berusten in den Tijd.
En niet meer worstelen met de Eeuwigheid. Geniet uw avondvrede, kameraad.
Is de dag dan niet schoon, omdat de dag vergaat?
47