BIJ DE BRON.
En heel dit landschap is tooneel.
’t Mild leven is hier één gespeel.
De Dood waakt, een almachtig regisseur,
Over elke schaduw en elke kleur.
ONRUST.
Vind ik te Jeruzalem rust en vrede,
Die mij rustloos te Amsterdan nooit geviel?
O, vrager dwaas, niet in deze of een andre stede, Is rust of onrust, maar slechts in uw ziel.
ONTWAKEN.
Hij lachte en bracht als eiken middag mild in
[schroom,
Twee sinaasappels en de koffie sterk gezet.
Ik dronk en waakte. Niet Napels, een sluwre Jeruzalem: tijd voor ’t ochtendgebed, [droom.
KLAAGMUUR.
Wat zou die Muur meer dan eene muur zijn Wanneer hij niet gemuurd stond in ons hart. Het is geen muur van steen, maar Muur van Geen Macht verzet zijn smart. [pijn>
ZEE VAN JAFFA.
O, levend wonder, kon ik u doen leven Voor die lezers zijn van dit kleine lied.
Maar hoe zal ik in weinig woorden geven Wat mijn oog zóó vol vreugden ziet.
44