MOEDER.
Wij genoten 't goede naar onze lust.
Wij vragen God zegen in dankgebeden.
Moeder voor u niet meer. Is waar gij rust Een rust in vrede?
HAAT.
Knaap, die mijn liedren leest, ook uwe jeugd Zal als mijn jeugd vergaan.
Geene smeekbeden en geen vreugd Niets kan Hem weerstaan.
KLAAGMUUR.
Mijn lippen kussen en mijn handen streelen De steenen eeuwen van den Tempelmuur. Verheug u weer. Eerste Zonen van velen Keer ik tot u in dit gezegend uur.
MOEDE HERFST.
Ik ben zoo moede. Ik denk aan hen, die waren Met mij knapen in eene blijde klas.
Weer daalt een jaar. De bruine en gele blaren Dwarrelen in het gras.
DROOM.
Een blijde knaap. Na vijf en twintig jaren Heb ik vannacht van hem gedroomd.
Door welke diepten, sinds wij kindren waren Is mijn heugen van hem gestroomd?
35