ONRUST.
Ik kan niet rusten vóór ik nog eens hoor,
Dat lied, dat droeve Jemenietenlied.
Zing het nog eens. Dan reis ik rustig door.
Ik zweer 't u toe: mijn hart vergeet u niet.
MACHTELOOS.
Uw droef Lied viel in de Eeuwigheid verloren. Van de Eeuwigheid vraag ik het staag weerom. Maar nooit zal de Eeuwigheid één bee ver-Hij luistert stom. [hooren.
ZIJN LIED.
Was ik geen Dichter, ik was het geworden Luisterend naar zijn Jemenietisch Lied.
Zij dreven ons door eeuwen heen, de horden, Maar de kracht van ons Volk braken zij niet.
HAÏEM CHAËR.
Zoo leef gelukkig, mijn geliefde zanger, Gelukkiger dan ik, uw droeve Dichter.
Maar waar het lot mij drijve, droef en banger, Uw Lied maakt mijn hart lichter.
AFREIS.
Want altijd scheiding. Altijd weer begroeten, Gedreven door verlangen en gemis.
Tot aan het uur van ’t eindelijk ontmoeten, Waaruit geen scheiden is.
27