DE ZWEMMERS.
Waarom zal ik meer van het Leven vragen, Dan deze jongens in het water naakt:
Hemel en zee de lange dagen En zon van dat de morgen waakt.
EEN NAAM.
Ik vraag zijn naam. Een mooie naam: Renato En waar hij woont. Hij lacht en zegt Sorrento. Wij scheiden. Mijn stoomer ligt op de zee.
Niets dan wat klank van namen neem ik mee.
NAPELS.
Men zal u, Napels, nooit vergeten.
Uw leven is een lachend Feest.
En u gedenkend, zal men altijd weten,
Dat ik uw Dichter ben geweest.
VERLEIDING.
Ik sluit mijn raam. Laat mij niet hooren O, Zee van Napels, uwe stem.
Want luisterend ben ik verloren Voor mijne Stad, Jeruzalem.
ZIEL EN ZINNEN.
Het Oogenblik zoeken mijn zinnen.
En mijne Ziel zoekt de Eeuwigheid.
Van dat mijne dagen beginnen Martelt mij deze strijd.
12