pootjes onder zijn lijfje vouwt en dan gaat fluiten, dat ge waarlijk niet meer weet van ochtend- en avondgebed. Maar ook de verleidingen zijn van God. En langs de wegen der zonden voert Hij ons even veilig, als langs de wegen der vroomheid. En wat is de Zonde? Mijn rustelooze vrager, vraag alles, maar dat niet. Ik heb een granaatappel leeggebroken. En ik wilde, dat ik met u, o felle vrager, de roode pitjes deelen kon. En dat gij dit beseffen zoudt: dat het toch alles één is. Leven en Dood. Jeruzalem, Amsterdam.
90