״De ethiek is voor de helft een woordenkwestie.” *)
En : ״Die woorden zijn de crux ethica bij uitnemend-heid.” 1) Het geheele tweede Hoofdstuk is door Prof.
De Bussy gewijd aan : ״De dubbele beteekenis van het woord zedelijk.” Het is duidelijk, dat eene zorg-zame beoefening van de zedekundige signifiek ten goede komt aan de kennis van de zedekunde en daar-door aan de rechtswetenschap.
* *
*
Tot de goede beoefenaars van de Signifiek behooren Economische de wetenschappelijk geschoolde Dichters. Hunne harts- S1smfiek· tochtelijke liefde voor de taal wordt door de ge-strenge eischen van een wetenschappelijk onderzoek wel tot tucht getemd, maar niet 111 macht verminderd.
Wij noemen den Dichter en econoom Dr. Nico van Suchtelen in zijne hartstochtelijk-schoone bijdragen :
״Het Al-Eenig Leven” een dichterlijk-wijsgeerige geloofsbelijdenis.” 3) Zeer waardevol zijn de beschou-wingen van Dr. Van Suchtelen over het Wezen van het Woord en zijne verhouding tot de Werkelijkheid :
״De taal is ״die symbolische Kapitalisierung der ganzen historischen Geistesarbeit.” Maar is zij niet al te dik-wijls een dood kapitaal ? Gebruiken wij het wel pro-ductief, om door zijn voortdurende omzetting steeds rijker schatvelden onzer onbewustheid op steeds groot-scher wijze te ontginnen ? Of dwingt ons de schijnbare vastheid en bepaaldheid harer overgeleverde vormen tot een bepaald en eenzijdig gebruik, worden onze
1
״Inleiding tot de Zedekunde” bldz. 47.