54
De meening, dat het uitdrukkingsvermogen van het Fransch gering is, vindt men ook bij Prof. M. de Vries : ״Eene zóó arme taal als het Fransch, die met weinig middelen veel doen moet en alle scheppings-kracht mist.” r) Merkwaardig is in dit verband eene uiting van Prof. De Vries in eenen brief aan den Minister van Justitie (30 Juni 1879.) : ״Ik aarzel dan ook niet te verklaren, dat naar mijn oordeel dit Straf-wetboek, wanneer het U goeddunken mocht de door mij aangewezen kleine verbeteringen aan te brengen, uit het oogpunt van taal en stijl niets te wenschen zal overlaten en niet zal onderdoen voor het beste, wat een Fransch wetgever leveren kan.” 1)
Dr. Jac. van Ginneken meent, dat de waarde van de tegenwoordige Fransche rechtstaal grooter is dan de waarde van de tegenwoordige Nederlandsche rechts-taal. 3)
Bréal is dezelfde meening toegedaan als Prof. Salverda de Grave, deze, dat voor een juist woord-gebruik de kennis van de wijze van woordvorming niet noodig en zelfs in vele gevallen Schadelijk is. Niet noodig : ״Aussi 1’étymologie n’a-t־elle la plupart du temps qu’un intérêt historique.” 4) Schadelijk : ״Plus le mot s’est détaché de ses origines, plus il est au service de la pensée.” s)
1
״Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht” door Mr. H. J. Smidt, Deel I bldz. 40.