Persoonlijke De vraag naar den omvang van den persoonlijken mvioed en taai-״nvjoej ן^ך js ten nauwste verwant aan de
wetten. 1
vraag naar het bestaan en naar de beteekenis van de zoogenaamde Taalwetten, zoowel op het gebied van de phonetiek (klankwetten) als op het gebied van de signifiek (beteekeniswetten.)
Albert Dauzat, die betrekkelijk weinig waarde toekent aan den bewusten persoonlijken wil, neigt tot de aanvaarding van heerschende phonetische en signi-fische taalwetten. J)
Michel Briïal, die meer macht toekent aan den bewusten persoonlijken wil, aanvaardt niet de phone-tische en signifische wetten als heerschend. 2)
Het begrip Voor wij den aard kunnen vaststellen van de zoo-״wet ' genaamde taalwetten, behooren wij ons rekenschap te
geven van de beteekenis van het woord ״wet”. Elders heb ik uitvoerig aangetoond in welke hooge mate het
o o o
gebruik van dit ééne enkele woord verwarrend heeft gewerkt. 3)
In de rechtswetenschap zijn de bestanddeelen van het wetsbegrip in hoofdzaak de volgende : Eene door te voren daartoe aangewezen personen gestelde norm. Eene bedreiging tegen overtreders. Een macht, die de bedreiging zoo noodig tot daad maakt.
Op welke wijze men er toe gekomen is, het wets-begrip buiten het gebied van de rechtswetenschap te gebruiken, heb ik in het Rechtsgeleerd Magazijn uit-eengezet. Thans mag ik uitgaan van het feit, dat men
1
״La vie du langage” bldz. 5, 103 ״Philosophie du langage” bldz. 4, 63, 278.
2
,,Essai de Sémantique” bldz. 5, 9, 257.